dinsdag 5 juni 2012

De commercialisering van het NFI

Forensisch adviseur, tevens columnist op deze site, Ruben Poppelaars is terug van "weggeweest". Poppelaars heeft het na het uitgeven van zijn boek 'Op dood spoor' en na aanvang van zijn nieuwe rechtenstudie een tijdje rustiger aan gedaan met schrijven. Kan ik me goed voorstellen. Er gaat immers veel tijd in zowel zijn baan bij Advocatenkantoor Kuijpers & van der Biezen als deze studie zitten. Daar hebben we dus alle begrip voor. Er waren afgelopen week echter wat interessante ontwikkelingen op gebied van forensische opsporing en het NFI. Goede reden om Ruben te vragen hier commentaar op te geven. Laten we hopen dat Ruben weer wat vaker tijd kan vinden. Altijd interessant wat hij ons te vertellen heeft.



Ruben Poppelaars: Met de nieuwe “Regeling taken NFI” is dit instituut een weg ingeslagen waar ik lang op gewacht heb. Zolang als ik het werk als forensisch adviseur verricht, heb ik me verbaasd over het feit dat het niet mogelijk was voor de advocatuur om rechtstreeks aan te kloppen bij het NFI. Gelukkig was ik niet de enige en zorgden onderzoeksinstituten als Verlilabs, IFS en TMFI de afgelopen jaren dat het voor de verdediging in strafzaken mogelijk was om forensisch onderzoek te laten verrichten. Deze laboratoria zijn mijns inziens onmisbaar geweest voor de equality of arms in een strafproces.

De overheid lijkt dit ook eindelijk in te zien, hetgeen deze regeling voort heeft gebracht. Het lijkt een voortvloeisel uit de “Wet Deskundige in Strafzaken” die in 2010 in werking is getreden en de verdediging al meer rechten heeft toegekend. Het is echter niet alleen de advocatuur die voordeel trekt uit deze nieuwe regeling. Het NFI plukt er ook de vruchten van. En dan doel ik niet alleen op het financiële voordeel dat zij eruit kunnen halen.

Van advocaten heb ik namelijk vaak vernomen dat zij twijfelden aan de onafhankelijkheid van het NFI. Dit gevoel heeft mij nooit echt verbaasd. Het NFI is immers een uitvoeringsorganisatie van ministerie van Veiligheid en Justitie en daarmee van het Openbaar Ministerie. De tegenpartij van de verdediging. De enige manier om iets gedaan te krijgen voor de verdediging was om dit via de zittende magistratuur te laten verrichten. Dit kostte echter onnodig veel tijd. Door de oude Taakbeschikking NFI had het OM een flinke vinger in de pap in het onderzoek dat bij het NFI uitgevoerd wordt.

Zoals ik al schreef, het vermoeden van partijdigheid van het NFI heeft mij nooit verbaasd. Echter, dit gevoel zag ik maar een enkele keer bevestigd worden in de onderzoeksresultaten van het NFI. Het onderzoeksinstituut verricht vrijwel altijd degelijke objectieve onderzoeken. Over de onafhankelijkheid van bepaalde conclusies heb ik wel nogal eens mijn twijfels. Dit is echter mijns inziens niet onder invloed van partijdigheid van het NFI, maar door eenzijdige informatieverschaffing die wordt gebruikt om in combinatie met onderzoeksresultaten conclusies te trekken. Het opsporingsapparaat bepaalt namelijk in grote mate welke informatie wordt verschaft aan de onderzoekers. Ik hoef u niet te vertellen dat er wel alle reden toe is te twijfelen aan de objectiviteit van hen.

De nieuwe regeling brengt hier een keer in. De verdediging kan kijken welke informatie zij van belang achten om het onderzoeksresultaat te interpreteren, dit voorleggen aan OM/RC en uitgaande van een juiste onderbouwing kan het NFI haar onderzoeksresultaten direct in het licht van deze informatie bezien. Via deze handelswijze kan de verdediging al veel bereiken, zonder dat zij hier kosten voor hoeven te maken. Als nadeel hiervan kan beschouwd worden dat de resultaten eveneens verstrekt worden aan het openbaar ministerie. Echter, indien de advocatuur zorgt voor een juiste informatieverschaffing op de juiste momenten, zal dit vrijwel altijd een positief effect hebben voor de verdediging en maakt het dus niet uit dat het OM de rapportage ook meteen krijgt.

Voorts is het feit dat het NFI voortaan rechtstreeks onderzoek kan doen voor de advocatuur zonder tussenkomst van het OM of de RC, weliswaar tegen betaling, goed voor het aanzien van het NFI. Voor wat betreft die betaling begrijp ik de reactie van de voorzitter van de NVSA Bart Nooitgedagt dat onvermogende partijen van deze mogelijkheid mogelijk geen gebruik kunnen maken wel. Echter, voor onderzoeken bij andere onderzoeksinstituten dient de advocatuur ook te betalen. Dus door de regeling wordt het NFI op gelijke voet gezet met andere onderzoeksinstituten en worden deze niet buiten spel gezet. Als er voor onderzoeken van het NFI niet betaald zou hoeven te worden terwijl dit wel zou moeten gebeuren bij andere onderzoeksinstituten, zouden deze namelijk buitenspel gezet worden. Dit zou een zeer onwenselijke ontwikkeling zijn. Het bestaan van verschillende onderzoeksinstituten zorgt namelijk voor een systeem van checks and balances die te allen tijde bewaard moet blijven. Het feit dat de advocatuur moet betalen voor de onderzoeken vloeit helaas voort uit de inrichting van de staat. Met de weg die de overheid in is geslagen door de verdediging meer rechten toe te kennen komt hier hopelijk op niet al te lange termijn nog een einde aan.

Tot slot wil ik nog een opmerking maken over de door Pim Volkers van Verilabs bekritiseerde stelling van NFI-directeur Tjark Tjan-A-Tsoi dat andere onderzoeksinstituten over minder onderzoeksmogelijkheden zouden beschikken. Net als Pim Volkers kan ik me met deze stelling niet verenigen. Alle onderzoeken die bij het NFI verricht kunnen worden, kan men net zo goed bij een ander onderzoeksinstituut laten verrichten. De deskundigenrapporten van andere instituten worden ter zitting niet minder gewaardeerd dan NFI-rapportages. Dit door de NFI-directeur genoemde voordeel van de nieuwe regeling lijkt mij derhalve dan ook uit de lucht gegrepen.
(Ruben Poppelaars)

Bondtehond