donderdag 12 april 2012

'De rechtbank concludeert dat de bewijzen niet toereikend zijn'

Een groot sucses voor Dino Soerel en zijn raadsman Mr. Nico Meijering in het grote Amsterdamse liquidatieproces Passage. De voorlopige hechtenis van Soerel is vanmorgen opgeheven door de rechtbank. Rechtbankvoorzitter Mr. Frits Lauwaars begon meteen na opening van de zitting met het voorlezen van deze uiterst belangrijke tussenbeslissing. In de zaal zaten Dino Soerel met naast zich zijn advocaat Mr. Nico Meijering. Overige aanwezigen waren Jesse Remmers en z'n raadsman Mr. Sander Janssen. De tribune zat weer eens wat voller dan anders met o.a. een aantal familieleden en vrienden van Soerel. De pers zat er ook klaar voor. Wat volgt is de integrale versie van de tussenbeslissing.


Tussenbeslissing verzoek opheffing voorlopige hechtenis Dino Soerel.

Voorzitter Mr. Frits Lauwaars: 'De verdediging van Soerel heeft ter terechtzitting van 21 februari en 26 maart 2012 om de opheffing van de voorlopige hechtenis van Soerel verzocht. Daartoe heeft zij aangevoerd dat voor de liquidatiezaken en het leiding geven aan een criminele organisatie gericht op liquidaties de ernstige bezwaren ontbreken, en dat zich voor de overige feiten een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3Sv voordoet.

Het openbaar ministerie heeft zich tegen opheffing van de voorlopige hechtenis verzet. Het openbaar ministerie meent dat voor alle ten laste gelegde feiten de ernstige bezwaren nog onverkort aanwezig zijn. Derhalve is ook van een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv nog geen sprake.

De rechtbank overweegt als volgt.

Verdachte Soerel bevindt zich in voorlopige hechtenis op verdenking van het uitlokken van de moord op Thomas van der Bijl en op Kees Houtman, het leiding geven aan een criminele organisatie gericht op liquidaties, het witwassen van een geldbedrag en het bezit van twee valse paspoorten.

Naarmate het voorarrest langer duurt, moet indringender worden getoetst of de hieraan ten grondslag liggende bezwaren en gronden nog zwaarwegend genoeg zijn om de verdachte in voorarrest te houden.

De liquidatiezaken en de criminele organisatie gericht op liquidaties

De kern van de bezwaren tegen Soerel in de liquidatiezaken wordt gevormd door verklaringen van de getuige La Serpe. La Serpe heeft verklaard dat hij Remmers in oktober 2005 naar de oude Baja in Rotterdam heeft gebracht. La Serpe zou buiten zijn gebleven en later van Remmers hebben gehoord dat die in de oude Baja de verdachten Soerel en Akgün heeft ontmoet. Remmers zou van hen hebben gehoord dat er drie nieuwe liquidatieopdrachten waren. De dag erna zou La Serpe Remmers naar Diemen hebben gereden. Remmers zou daar van Soerel meer bijzonderheden over de beoogde slachtoffers hebben gekregen, naar later bleek Kees Houtman, Thomas van der Bijl en Ruud Hilligers.

De rechtbank constateert dat La Serpe zelf niet bij deze gebeurtenissen is geweest. Wat hij over Soerel verklaart, heeft hij van horen zeggen. La Serpe is verder een kroongetuige, die van het Openbaar Ministerie een tegenprestatie krijgt voor zijn verklaringen. Volgens de wetsgeschiedenis moet de rechter verklaringen van kroongetuigen met extra behoedzaamheid benaderen.

Bovendien is onlangs in het proces gebleken dat La Serpe ook aan Willem Holleeder een rol toedicht voor de verstrekking van de moordopdrachten. Daardoor is het beeld dat La Serpe heeft geschetst van de opdrachtverstrekking er niet helderder op geworden. La Serpe heeft geweigerd verdere vragen hierover te
beantwoorden.

Onder deze omstandigheden moet er naar het oordeel van de rechtbank substantieel ander bezwarend materiaal zijn dat wijst op de betrokkenheid van Soerel bij de moordopdrachten, wil het bezwarende materiaal in deze fase de voorlopige hechtenis van Soerel nog kunnen dragen.

Naast de verklaringen van La Serpe zijn er de verklaringen van de anonieme bedreigde getuige Q5. Q5 heeft verklaard dat hij van een contact van Soerel heeft gehoord dat Soerel en Holleeder conflicten hadden met Van der Bijl, Houtman, Hingst en Mieremet die zo hoog waren opgelopen dat zij hadden besloten hen om het leven te brengen. Q5 verklaart Holleeder en Soerel in bijzijn van Akgün in de Baja Beach Club in Rotterdam te hebben horen schreeuwen dat “ze” eraan gingen. Kort daarna werden Kees Houtman, John Mieremet en Evert Hingst vermoord. Pas kort na de moorden zou Q5 hebben begrepen wie er met “ze” werden bedoeld. Later bevestigde het contact van Soerel wat Q5 gehoord dacht te hebben.

De Baja Beach Club is een andere uitgaansgelegenheid dan de oude Baja waar La Serpe over verklaard heeft. Q5 heeft veel van wat hij verklaart gehoord van een onbekend gebleven  contact van Soerel. De verklaringen van Q5 zijn daarmee voor een belangrijk deel van horen zeggen en voorts afkomstig uit een anonieme bron.

Een andere beperking aan de verklaringen van Q5 is dat de verdediging wel vragen heeft kunnen aanleveren aan de rechters-commissarissen, maar de getuige niet in een rechtstreekse confrontatie heeft kunnen ondervragen. Verder is een groot aantal antwoorden van Q5 niet in de processen-verbaal van verhoor opgenomen, om te voorkomen dat de identiteit van Q5 bekend zou worden. Daardoor zijn de verklaringen van Q5, aan wiens betrouwbaarheid de verhorende rechters-commissarissen overigens niet twijfelden, voor de rechtbank beperkt toetsbaar.

Vanwege deze beperkingen schrijft de wet voor dat de verklaring van een anonieme bedreigde getuige niet in beslissende mate mag meewerken voor het bewijs tegen een verdachte. Als ondersteunend materiaal voor de verklaringen van La Serpe zijn de verklaringen van Q5 alléén naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende. Er is nog meer substantieel bezwarend materiaal nodig.

Verder bevinden zich in het dossier verklaringen van Maria Houtman en mr. Teeven. Maria Houtman zou van Thomas van der Bijl hebben vernomen dat Willem Holleeder, verdachte Soerel en verdachte Akgün in de Baja Beach Club in Rotterdam aan verdachte Remmers een briefje zouden hebben gegeven waarop de namen stonden van drie te vermoorden personen, te weten Kees Houtman, Thomas van der Bijl en Attilla Önder. Maria Houtman heeft zelf pas begin 2009 in Passage een verklaring afgelegd over deze gebeurtenis.

Mr Teeven heeft verklaard dat hij als officier van justitie bij het landelijk parket in het voorjaar van 2006 van Maria Houtman of van Thomas van der Bijl over deze gebeurtenis heeft gehoord. Aan de verklaringen van Maria Houtman en van mr. Teeven zitten allerlei haken en ogen. Los daarvan vindt de rechtbank het onaannemelijk dat Van der Bijl aanwezig is geweest bij een op hem zelf gerichte moordopdracht. Als de verklaringen van Maria Houtman en mr. Teeven juist zijn, heeft Van der Bijl dus informatie gekregen van een ook nu nog onbekend gebleven bron.

De redenen van wetenschap van deze bron kunnen niet worden getoetst. Verder is een overlap met de verklaring van de eveneens anonieme Q5 niet uit te sluiten. Onder die omstandigheden kunnen de verklaringen van mr Teeven en Maria Houtman naar het oordeel van de rechtbank in deze fase niet langer aan de bezwaren bijdragen.

In het dossier zijn ook verklaringen te vinden van Alex de B. Alex de B. heeft verklaard in opdracht van verdachte R. bezig te zijn geweest met een poging tot liquidatie van Thomas van der Bijl. In die periode zou Ros een belangrijk geldbedrag hebben gekregen van een hoge functionaris in het criminele milieu, door Ros aangeduid als de Commissaris, omdat hij zulk goed werk deed. Uit andere stukken, telefoontaps en opgenomen vertrouwelijke communicatie valt volgens het openbaar ministerie af te leiden dat met de Commissaris wordt gedoeld op verdachte Soerel en dat Ros er kennelijk op rekent dat Soerel na de veroordeling van Ros een bedrag van 2 miljoen euro voor Ros zal regelen.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn er teveel speculatieve stappen nodig om uit deze verklaringen en uitlatingen de betrokkenheid van Soerel bij liquidaties af te leiden. Daarbij speelt een rol dat het dossier aanwijzingen bevat dat Ros en Remmers ook anderszins contacten met Akgün en Soerel onderhielden. Substantieel ondersteunend materiaal voor de betrokkenheid van Soerel als opdrachtgever bij liquidaties leveren deze verklaringen en uitlatingen dan ook niet op.

Verder bevat het dossier weergaven van de achterbankgesprekken van Willem Endstra met de CIE. Endstra duidt Soerel hierin aan als een keiharde voor wie iedereen siddert en beeft, de gevaarlijkste, de ongekroonde, gewoon de man. Het openbaar ministerie heeft onder meer hieruit afgeleid dat Endstra Soerel beschouwde als de man die bepaalde welke moord er wel of niet gepleegd werd. Uit de gesprekken van Endstra en uit de overige dossierstukken blijkt echter bij nauwkeurige analyse niet dat hij deze beelden heeft gebaseerd op ervaringen die hij zelf met Soerel heeft gehad. De aanwezigheid van Soerel bij het zogenaamde kantoorincident is door geen enkele getuige ondubbelzinnig bevestigd. Het gegeven dat Willem Holleeder mogelijk bij Endstra een algemeen dreigend beeld van Soerel heeft willen creëren, biedt onvoldoende grondslag om Soerel een bepalende rol bij liquidaties toe te dichten. De rechtbank laat de verklaringen van Endstra om die reden buiten beschouwing.

De rechtbank constateert dat het genoemde bezwarende materiaal deels met aanzienlijke behoedzaamheid moet worden benaderd, deels berust op anonieme bron, deels het risico in zich draagt van overlap met ander bezwarend materiaal en deels teveel speculatieve stappen vraagt om in de zaak van Soerel een rol van betekenis te kunnen spelen. Voor een ander deel kunnen geen eigen redenen van wetenschap van de getuige worden vastgesteld.

Dit wordt niet anders wanneer dit materiaal wordt beschouwd in onderlinge samenhang of in samenhang met de overige dossierstukken. Voorts acht de rechtbank het niet aannemelijk dat er binnen afzienbare tijd nog aanvullend bezwarend materiaal zal komen.

De rechtbank concludeert dan ook dat de bezwaren tegen Soerel in de liquidatiezaken en de criminele organisatie gericht op liquidaties niet toereikend zijn om diens voorarrest in dit stadium van het geding nog te kunnen rechtvaardigen. De rechtbank zal daarom de voorlopige hechtenis in die zaken opheffen.

De overige zaken
Soerel zit verder in voorlopige hechtenis op verwijt van witwassen van een bedrag van ruim 25.000 euro en het bezit van valse paspoorten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er nog wel voldoende ernstige bezwaren voor deze feiten.

Het voorarrest heeft echter inmiddels zo lang geduurd (vanaf 21 september 2010 ruim 18 maanden) dat Soerel bij voortzetting van de voorlopige hechtenis langer van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van een hem hiervoor eventueel op te leggen straf.

Onder toepassing van artikel 67a, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering dient de rechtbank ook voor deze feiten de voorlopige hechtenis op te heffen.

Ten overvloede
Wat hiervoor is overwogen vormt de kern van het oordeel van de rechtbank, zonder dat volledigheid is nagestreefd. De rechtbank heeft zich in deze beslissing niet uitgelaten over de rechtmatigheid van de deal die met de getuige La Serpe is gesloten. Ook heeft de rechtbank zich niet uitgesproken over de getuigen-beschermingsperikelen. Ten slotte zal de rechtbank zich pas bij eindvonnis uitspreken over de geloofwaardigheid van de verklaringen van La Serpe.

Beslissing rechtbank:

- Heft op de voorlopige hechtenis van Dino Soerel.

*

Meteen na de uitspraak omhelsde Dino Soerel zijn raadsman Nico Meijering. Soerel lachte zichtbaar opgelucht en zwaaide vervolgens naar de aanwezige familie en vrienden op de tribune. Mr. Nico Meijering liet kort daarop de aanwezige pers weten 'zo blij te zijn als een kind met deze strakke uitspraak van de Passage-rechtbank'.

Het openbaar ministerie liet bij monde van officier van justitie Mr. Betty Wind weten 'de uitspraak op zakelijke wijze te zullen respecteren'.

Bondtehond