zaterdag 3 december 2011

'Het is als een slager die zijn eigen vlees keurt'

Een vlammend pleidooi vanmorgen in de bunker van de advocaat van Jesse Remmers, Mr. Sander Janssen. De raadsman sprak in navolging van zijn confrères ook een hartekreet uit dat hij vurig hoopt dat de zaak nu eindelijk eens afgerond kan worden. Ter afsluiting van het debat en de vragenronde rondom de de Holleeder-weglatingen, maar vooral na het laatste La Serpe-incident, met betrekking tot zijn verweer van de 27A4'tjes dat de kroongetuige nu niet meer wil voeren, deed de raadsman een aantal verzoeken aan de rechtbank van het Passage-proces. De zaaksoverschrijdende punten uit de herinneringen van La Serpe die hij reeds in de rechtszaal liet horen afgelopen weken hebben inmiddels wel het beoogde effect gehad op de verdediging van de andere verdachten natuurlijk.


Het inbrengen van het verweer is nu niet meer in zijn strafrechtelijke belang, zegt Peter La Serpe. De verdediging is van mening dat hij het hele verweer slechts gebruikte als pressiemiddel om een comfortabelere beschermingsdeal te krijgen. Rechtbankvoorzitter Mr. Lauwaars sprak er vorige week zijn zorg nog over uit en wees La Serpe erop dat hij wel heel erg veel risico neemt, aangezien de medeverdachten de zaaksoverschrijdende punten wél als erg van belang zullen aanmerken en zullen eisen dat La Serpe toch met zijn verweer op tafel komt. 'Dat kon u zien aankomen', zei Lauwaars. La Serpe antwoordde: Ja, uh uh uh, dat... uh... Ja, wat moet ik hier nu op zeggen?

Meneer La Serpe heeft zijn kans gehad. We verzoeken nu de rechtbank het OM op te dragen de 27 A4'tjes, op 1 na, dus 26 pagina's alsnog in te brengen. Het OM zegt: 'Het is geen probleem'. (het verweer mocht La Serpe voeren op 2 uitzonderingen na, betreffende A/geluidsopnames met TGBers + B/die ene pagina over een aanverwante van La Serpe - red.) Het zou wel erg raar zijn als het TGB daarna zegt: 'Het is wél een probleem', aldus Mr. Nico Meijering nog afgelopen maandag.

Mr. Sander Janssen ging daar, nadat hij maandag reeds aankondigde vrijdag een finale standpunt in te zullen nemen, met zijn pleidooi dieper op in. Hij sloot af met enkele belangrijke verzoeken.

Mr. Sander Janssen (samenvatting): De tussenbeslissing van de rechtbank op 27 april 2010 is afgelopen weken opnieuw meerdere malen onderwerp van gesprek geweest. Dit als gevolg van het feit dat de heer La Serpe een reeks nieuwe onthullingen heeft gedaan over de gang van zaken voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst met het openbaar ministerie, en rondom 'de incidenten La Serpe' zoals deze zich hebben afgespeeld in en rond juni 2009, in maart en april 2010 en in de afgelopen maanden.

Naar oordeel van de verdediging zijn in de laatste maanden feiten naar voren gekomen die maken dat de situatie thans veranderd is ten opzichte van april 2010, hetgeen voor uw rechtbank aanleiding zou moeten geven een deel van de toen genomen beslissingen te heroverwegen. In die beslissing heeft uw rechtbank zoals bekend geoordeeld dat sprake zou kunnen zijn van onrechtmatig verkregen verklaringen indien ontoelaatbare toezeggingen zijn gedaan. Daarbij werd in zijn algemeenheid niet uitgesloten dat die ontoelaatbare toezeggingen gedaan zouden kunnen zijn in het kader van de getuigenbeschermings- overeenkomst, in welk geval onder omstandigheden die getuigenbeschermingsovereenkomst niet volledig buiten het onderzoek in het strafproces zou kunnen worden gelaten.

Daarbij heeft de rechtbank echter enkele kanttekeningen geplaatst, te weten dat de toetsing van de rechtmatigheid van die overeenkomst grotendeels bij het openbaar ministerie en eventueel de Minister zou liggen, een toetsing voor de rechtbank lastig zou zijn zonder kennis te nemen van het totaal aan maatregelen, en is voorts geoordeeld dat het feit dat een (CIE-) Officier van justitie zowel bij onderhandelingen over een OM-deal als (al dan niet bemiddelend) bij de onderhandelingen over een TGB-deal betrokken zou zijn, niet zonder meer als onrechtmatig zou hoeven te worden aangemerkt. De rechtbank concludeert, en ik zal hier zekerheidshalve citeren:

Gelet op al deze kanttekeningen zullen er naar oordeel van de rechtbank zwaarwegende aanwijzingen moeten zijn dat er sprake is van een tegen de achtergrond van de nota van toelichting bij het Besluit getuigenbescherming inhoudelijk excessieve of volstrekt niet te onderbouwen voorziening of toezegging hiertoe, waartoe geen redelijk handelend officier van justitie met het oog op de gerechtvaardigde veiligheidsbelangen van de kroongetuige han kunnen komen, willen verzoeken om nader onderzoek naar de uiteindelijk gesloten TGB-deal(s), dan wel naar de onderhandelingen in de aanloop hiertoe, voor toewijzing in aanmerking komen.

Mr. Janssen: Toetsend aan dit criterium is destijds door uw rechtbank gesteld dat de informatie zoals die toen voorhanden was, onvoldoende reden gaf om te spreken van zwaarwegende aanwijzingen voor inhoudelijk excessieve of volstrekt niet te onderbouwen voorzieningen of toezeggingen en zijn de door de verdediging gevraagde onderzoekshandelingen vervolgens afgewezen. Naar het oordeel van de verdediging is er als gezegd thans informatie beschikbaar die destijds niet c.q. niet in die mate beschikbaar was welke dat onderzoek alsnog rechtvaardigt.

Tot zover de inleiding van Mr. Sander Janssen. De raadsman van Jesse Remmers onderstreept het grote belang van zijn cliënt met een samenvatting op hoofdlijnen zonder letterlijke citaten en dergelijke op te nemen in het pleidooi, aangezien het onderwerp al zo vaak besproken is op zitting.

La Serpe heeft meerdere keren het standpunt ingenomen dat bij de totstandkoming van zijn overeenkomst zaken zouden zijn voorgevallen die de overeenkomst in een totaal ander licht zouden plaatsen. Door zowel La Serpe zelf als zijn toenmalige raadsman Mr. Jan Peter van Schaik is de kwestie als zaaksoverschrijdend aangemerkt.

Janssen benadrukt dat de juistheid van de stellingen van La Serpe door alle procespartijen en met name het OM herhaaldelijk in twijfel is getrokken, maar dat La Serpe hierin heel stellig is geweest en daarbij is gebleven, en zowel als verdachte in zijn eigen zaak als getuige onder ede de ernst van de onrechtmatigheden van de zijde van de Staat heeft benadrukt. Zijn standpunt hierbij is dat het niet alleen gevolgen heeft voor zijn eigen zaak, maar ook de zaken van alle andere verdachten.

Daarmee is de kwestie niet alleen relevant vanuit het perpectief van het onderzoeken van de rechtmatigheid van het overheidshandelen bij de totstandkoming van de vervolging van Jesse Remmers, aldus Janssen, maar ook vanuit het perpectief van de betrouwbaarheid van de kroongetuige Peter La Serpe.

De verdediging realiseert zich uiteraard dat deze vertrouwelijkheidstoets wel haast een mantra begint te worden, een paraplu waaronder allerlei verweren en verzoeken geschoven kunnen worden, maar de rechtbank kan toch moeilijk ontkennen, dat als blijkt uit nader onderzoek dat La Serpe op al deze momenten dat hij hier over heeft verklaard in strijd met de waarheid heeft verklaard, dat dit op z'n minst door de rechtbank betrokken zal worden bij een uiteindelijk te vellen oordeel omtrent de betrouwbaarheid van La Serpe.

Mr. Sander Janssen: Simpel gezegd, als La Serpe keihard heeft zitten liegen, dan geeft dat op zijn minst te denken omtrent de inhoudelijke door hem met dezelfde of zelfs mindere mate van stelligheid gedane beweringen, welke de grondslag vormen van dit proces en de kurk waarop de bewijspositie van het OM drijft.

De verdediging heeft vanuit dat perpectief een wezenlijk belang, niet alleen een verdedigingsbelang maar een onderzoeksbelang, om vast te stellen wie hier nu de waarheid spreekt over de gang van zaken rondom de door La Serpe afgesloten overeenkomst, La Serpe of het OM. Het tweede belang is daarmee gegeven, te weten de rechtmatigheid van handelen van het OM in deze.

Mr. Janssen gaat diep in op het onderscheid dat steeds wordt gemaakt door het OM tussen het zaaks-OM, het CIE-OM, het TGB-OM, het CTC-OM c.q. het College Procureurs Generaal-OM, etcetera, terwijl de verdediging van Jesse Remmers tot de behandeling van deze zaak steeds in de veronderstelling was dat het OM geacht werd één en ondeelbaar te zijn. Dat standpunt wordt ook herhaaldelijk ingenomen door het OM wanneer dat het OM zo uitkomt. Het tot voor kort zo rotsvaste adagium wordt in dit onderzoek Passage met grote regelmaat op losse schroeven gezet wanneer het zaaks-OM geen verantwoordelijkheid kan of wil nemen voor beslissingen of standpunten van andere onderdelen van het OM, zoals het genoemde TGB-OM, de onderhandelingen van officier De Haas van het CIE-OM, beslissingen die ten aanzien van La Serpe zouden zijn genomen door het CTC-OM, enzovoort.

Of die scheiding zoals het OM deze voorstaat in rechte te handhaven is, valt in de visie van de verdediging nog maar te bezien. Het gehele stelsel van checks en balances waarbij het OM in laatste instantie verantwoording dient af te leggen voor het gehele traject van opsporing en vervolging, wordt op deze wijze op de helling gezet, zonder dat daar een een daadwerkelijk en legitieme vervanging voor wordt geboden.

Mr. Janssen merkte op: Het is als een slager die zijn eigen vlees keurt'

Naar het oordeel van de verdediging is het dan ook bepaald geen gelopen race wanner zou blijken dat het OM in een van de andere hoedanigheden dan het zaaks-OM, al dan niet met instemming of medeweten of betrokkenheid van dat zaaks-OM bewust of onbewust onjuiste informatie heeft verstrekt aan de rechtbank waar het de contacten en afspraken met La Serpe betreft.

La Serpe heeft meermalen gesteld dat officieren van justitie in ambtsedig opgemaakte processen-verbaal onjuiste informatie hebben verstrekt omtrent de gang van zaken rond zijn persoon, waarbij hij zowel gedoeld heeft op het inmiddels gemeengoed geworden fenomeen van de 'White Lies', als in de woorden van La Serpe, 'keiharde en aantoonbare leugens'.

(White Lies = het niet zo zeer vertellen van onjuistheden als wel het weglaten van relevante informatie als gevolg waarvan de strekking van de mededeling nog steeds onjuist is. - red.)

Als voorbeeld haalt Mr. Janssen het standpunt van het OM aan in de persoon van mevrouw Verwiel aan dat de TGB-overeenkomst meerdere keren binnen handbereik zou zijn geweest, maar door toedoen van La Serpe, die steeds met nieuwe of onuitvoerbare eisen kwam, nooit verwezenlijkt is. Een standpunt dat La Serpe in niet mis te verstane termen heeft betwist. Zou in rechte kunnen worden vastgesteld dat de beschuldigingen van La Serpe juist is, dan zou dit in de visie van de verdediging zonder meer gevolgen kunnen hebben voor de positie van het zaaks-OM in de zaak van zijn cliënt Jesse Remmers.

Mr. Janssen: Zowel waar het de betrouwbaarheid van de kroongetuige, als herhaaldelijk gememoreerd één van de belangrijkste in dit proces te nemen beslissingen, als waar het de betrouwbaarheid van de Staat c.q. het Openbaar Ministerie en aldus de beginselen van een behoorlijke procesvoering betreft, is nader onderzoek naar deze kwestie geïndiceerd, dit eens te meer, nu de kwestie direct ziet op de rechtmatigheid van de met La Serpe gesloten overeenkomsten.

Over gedane (financiële) toezeggingen is tijdens het Passage-proces heel wat uren, zo niet dagen gedebatteerd. De bedragen die zijn genoemd liepen sterk uiteen. Mr. Janssen ging daar uitgebreid op in.

Mr. Janssen: De stand van zaken op het moment dat de rechtbank tot bovenstaande afweging kwam, was dat La Serpe een lump-sum (= eenmalig bedrag - red.) was toegezegd waarvan de hoogte onbekend was gebleven, dat die lump-sum zou worden uitgekeerd in de vorm van een lening onder bepaalde voorwaarden en dat die uitkering passend zou zijn binnen de getuigenbescherming in het algemeen en het streven naar economische zelfstandigheid van La Serpe in het bijzonder. In de visie van de verdediging is er sprake van twee verschillende zaken: Het financieren van de eigen beveiliging enerzijds, en het streven naar economomische zelfstandigheid anderzijds, oftwel het ontvangen van een lening onder voorwaarde enerzijds en het ontvangen van een lump-sum van €300.000,- anderzijds. Dit in de context van van een kennelijk zeer bewust genomen beslissing aan de zijde van de CIE met aan het hoofd de heer De Haas, zonder enige twijfel in nauwe samenspraak met het TGB om deze hele kwestie onder te brengen in de TGB-deal zodat deze geheim kon blijven.

Volgens de raadsman zou dit nieuwe gegeven van het bekend worden van de hoogte van de lump-sum, dat La Serpe heeft bedongen in een gesprek met De Haas op 22 december 2006, de rechtbank al tot een heroverweging van het in april 2010 ingenomen standpunt moeten brengen. Zeker gezien het sfeerbeeld en de context die La Serpe daarbij schetst en de nadrukkelijke opmerking van de aanwezige CIE-er dat dit binnen het TGB-traject geheim zou kunnen blijven. Het is 4,5 jaar voor de beslissing van de rechtbank een bewuste en beredeneerde opzet geweest om de waarheid omtrent de beloning bij de procesdeelnemers weg te houden.

De verdediging heeft naar aanleiding van de mededelingen van La Serpe de hierover opgemaakte processen-verbaal opnieuw bestudeerd. De verdediging is van oordeel dat het OM tot op de dag van vandaag en in weerwil van de kennelijk daarover aan La Serpe gedane toezeggingen niet aan papier durft toe te vertrouwen uit angst dat deze juridisch onhoudbare toezeggingen de openbaarheid zullen bereiken. En anderzijds geen afwijkende overeenkomst aan La Serpe durft voor te leggen omdat gevreesd wordt dat deze dan zijn dreigementen om al hetgeen is voorgevallen in dit proces naar buiten te bengen, zal waarmaken. Dit is niet alleen het standpunt van de verdediging van Jesse Remmers, maar is meer malen door La Serpe zelf geroepen, zoals op de zitting van 21 november waar La Serpe stelt: "Waarom wordt die overeenkomst niet gesloten? Omdat ze de boel besodemieteren! Als ze met een correcte veilige overeenkomst komen is alles opgelost, waarom doen ze dan niet? Omdat ze de boel besodemieteren!"
In het licht van de wetsgeschiedenis zou de rechtbank zich de vraag moeten stellen of na al hetgeen intussen bekend is geworden dit lump-sum bedrag van 300.000 euro nog altijd als een niet excessieve of nog simpeler gezegd verboden toezegging aangemerkt zou moeten worden. In alle redelijkheid kan de verdediging zich niet voorstellen dat dit de bedoeling van de wetgever is geweest en dat dit rechtmatig moet worden geacht in het licht van die bedoelingen van de wetgever in het bijzonder. De gang van zaken rechtvaardigt op zijn minst onderzoek naar de kwestie, nu zou dit onderzoek het voorgaande bevestigen en zou in rechte komen vast te staan dat de gang van zaken is geweest zoals zojuist geschetst, dit naar het stellige oordeel van de verdediging gevolgen kan hebben en zou moeten hebben voor de ontvankelijkheid van het ene en het ondeelbare Openbaar Ministerie

Verzoeken:
Mr. Sander Janssen: Ik verzoek u op grond van het voorgaande:
-te concluderen dat er zwaarwegende afwegingen zijn dat excessieve of volstrekt niet te onderbouwen voorzieningen of toezeggingen gedaan zouden kunnen zijn, hetgeen nader onderzoek naar die voorzieningen of toezeggingen rechtvaardigt. Dat onderzoek zou naar oordeel van de verdediging moeten bestaan uit het nader horen van genoemde officieren van justitie De Haas, Van der Bel en Verwiel, en van de heer Boonstra. Ik verzoek u te bepalen dat zij als getuigen kunnen worden gehoord.

-te bevelen dat gespreksopnamen van de onderhandelingen van 12 en 22 december 2006 die de heer La Serpe heeft gevoerd met De Haas beschikbaar worden gesteld aan de rechter-commissaris, opdat de RC de opnames kan beluisteren en aan de hand van het door uw rechtbank neergelegd criterium kan beoordelen of er informatie in die opnamen aanwezig is die in strafrechtelijk opzicht van belang

Mr. Janssen: Tot slot verzoek ik u de 27 A4'tjes van La Serpe op dezelfde wijze ter beschikking te laten komen van de rechter-commissaris. Het OM heeft zich op een eerdere zitting op het standpunt gesteld dt deze stukken niet aan het dossier toegevoegd zouden kunnen worden. Dit nu het hier door de heer La Serpe naar het OM gestuurde informatie zou betreffen en strafvordering niet zou voorzien in het invoegen van die stukken, althans zo begrijp ik het OM.

In de visie van de verdediging geeft het OM daar een onjuiste lezing van het begrip processtukken. Er is immers sprake van informatie in het bezit van het OM die van belang kan worden geacht voor de betrouwbaarheid of rechtmatigheid van enig bewijsmiddel. Naar vaste jurisprudentie kan dergelijke informatie de verdediging niet althans niet geheel worden onthouden.
(Janssen leest jurisprudentie voor, een arrest van de Hoge Raad)
In de kern komt het er op neer, dat het (één een ondeelbare) OM in het bezit is van informatie die van belang kan zijn voor de waardering van het bewijs, welke informatie aan het OM is verstrekt door een medeverdachte en tevens getuige. Met verstrekking van informatie aan het OM heeft de heer La Serpe afstand gedaan van zijn exclusieve recht om te beschikken over die informatie en om te bepalen of en zo ja wanneer die informatie beschikbaar kon zijn voor andere procesdeelnemers.

Naar het oordeel van de verdediging biedt verstrekking van die 26 / 27 A4'tjes aan de rechter-commissaris opdat deze die A4'tjes kan ontdoen van vertrouwelijke of strafrechtelijk niet relevante informatie voldoende waarborgen voor de belangen van de heer La Serpe enerzijds, terwijl aan zeer aanzienelijke belangen van de verdediging van de heer Remmers anderzijds eveneens tegemoet wordt gekomen.  Dank u.

De andere advocaten sloten zich allen aan bij Mr. Sander Janssen.

Volgende week zijn er geen Passage-zittingen. Maandag 12 december gaat het liquidatieproces verder.

Bondtehond